George Maduro werd op 15 juli 1916 geboren in Willemstad (Curaçao) en ging op zijn 18e Rechten studeren in Leiden. Hij zette zich tijdens de Tweede Wereldoorlog in als reserveofficier der Nederlandse cavalerie. In de Meidagen van 1940 leidde hij op heldhaftige wijze een aanval op Villa Leeuwenburg (tegenwoordig huize Dorrepaal) in Rijswijk. “met zeer veel moed aan het hoofd van twee groepen de onder vijandelijk mitrailleurvuur liggende brug over de Vliet overschreden, den aanval op het versterkte steunpunt (Villa “Leeuwenbergh”) persoonlijk geleid en bij den stormaanval als eerste binnengedrongen, het verzet aldaar gebroken en de bezetting krijgsgevangen gemaakt.” Op 9 mei 1946 werd George Maduro postuum de Ridder 4e klasse der Militaire Willems-Orde toegekend, omdat hij zich tijdens de Meidagen had onderscheiden met de aanval in Leidschendam. Hij is de enige Nederlander van Antilliaanse afkomst die deze onderscheiding heeft ontvangen.
In 1943 werd George aan de grens tussen België en Frankrijk opgepakt en gevangen gezet in Saarbrücken, Duitsland. Hij sprak de andere gevangenen moed in en praatte zelfs met de cipiers om ze ervan te overtuigen dat het Nazisme verkeerd was. ‘Hij was de held van de gang’, vertelde een medegevangene over hem. In november 1944, een half jaar voor het einde van de Tweede Wereldoorlog, werd George overgebracht naar concentratiekamp Dachau. Vlak voor de bevrijding, op 8 februari 1945, overleed hij daar aan vlektyfus.
De ouders van George wilden dat de naam van George zou voortleven. Zij schonken het startkapitaal voor de bouw van Madurodam. Een “levend monument” ter nagedachtenis aan George dat, in de woorden van oprichtster Bep Boon-van der Starp, “duizenden mensen plezier zou geven”. Madurodam groeide uit tot een internationaal icoon en trok sinds de opening in 1952 bijna 60 miljoen bezoekers van over de hele wereld.